Nieuws en info

Minimumtemperatuur

Minimumtemperaturen in de weerberichten

In de weerberichten worden minimumtemperaturen voorspeld, geldig voor een hoogte van 1,5 m. Dit is de laagst voorspelde temperatuur voor de periode van 18.00 tot 06.00 UTC (voor klimatologische waarnemingen wordt met een periode van 24 uur gewerkt). Het tijdstip waarop de minima in België doorgaans worden bereikt, varieert in de loop van het jaar. Algemeen is dit iets na zonsopgang, in december rond 09u00 lokale tijd (wintertijd) en in juli rond 06u00 lokale tijd (zomertijd). Vooral in de winterperiode kan de minimumtemperatuur ook overdag bereikt worden, wanneer bijvoorbeeld koude (sub)polaire lucht ons land binnenvalt na doortocht van een koufront.

Voor meer uitleg over Universele Tijd (UTC), wintertijd en zomertijd zie: http://robinfo.oma.be/nl/.

Factoren die de minimumtemperaturen bepalen

Het voorspellen van de minima is niet eenvoudig omdat er diverse beïnvloedende factoren zijn.

Overdag wordt de grond opgewarmd door het zonlicht (zichtbaar licht, infrarode en ultraviolette straling). De aarde zendt deze geabsorbeerde energie op haar beurt uit onder de vorm van infrarode straling. 's Nachts koel de grond snel af door de grote uitstraling. Een deel van deze stralen wordt geabsorbeerd door gassen in de atmosfeer (hoofdzakelijk waterdamp) en door de wolken. Na absorptie stralen waterdamp en wolken opnieuw uit in het infrarood en deze warmte zal voor een deel terug de grond bereiken. Met andere woorden: als de lucht vochtig of bewolkt is, zal het minder afkoelen aan de grond en in de onderste luchtlagen. Droge continentale stromingen uit het oosten en het zuidoosten kunnen in de winter voor veel lagere minima zorgen dan vochtige zeelucht uit het noorden. Lage wolken zijn een soort van deken en zullen veel hogere minima opleveren dan een heldere lucht.

Andere factoren die nog belangrijk zijn:

  • De windkracht. Bij rustig weer koelt het sterker af en vormt er zich een grondinversie.
  • De aard van de bodem. Zandgronden koelen sterker af dan kleigronden, want ze bevatten meer lucht (bij klei worden de luchtporiën meer bezet door water). Lucht is een slechte geleider zodat bij zand de overdag opgeslagen bodemwarmte 's nachts minder gemakkelijk naar het aardoppervlak geleid wordt.
  • In krachtige hogedrukgebieden koelt het meer af door de aanwezigheid van droge lucht boven de subsidentie-inversie.
  • Bij rustig weer is het in valleien vaak kouder dan op de aanpalende flanken en de hoogten. Door de nachtelijke afkoeling ontstaat aan de grond de koudste lucht. Koudere lucht heeft een hogere dichtheid (ze is "zwaarder") en zal bij hellingen de neiging hebben om naar de valleien te "rollen" en zich daar te concentreren.

Aanverwant begrip

Cookies opgeslagen